Probleemgedrag kan heel stressvol zijn voor zowel hond als eigenaar. Maar wat is nu eigenlijk probleemgedrag? Wanneer kan iets daadwerkelijk benoemt worden als een probleem, en door wie? Bij de beantwoording van deze vragen blijken verschillende factoren een rol te spelen.
Normaal gedragsrepertoire
Veel van de gedragingen die mensen als problematisch beschouwen, zijn een stuk minder problematisch als je ze bekijkt door de ogen van de hond. Deze discrepantie is eenvoudig te verklaren als je je bedenkt dat een hond een wezen is dat over een eigen, natuurlijk gedragsrepertoire beschikt. Nog even los van de verschillende raseigenschappen, hebben de meeste honden toch allemaal wel zo hun eigenaardigheden – in onze ogen dan.
Om maar wat voorbeelden te noemen: lekker rollebollen met een dode vis, tikkertje spelen met een haas, modderworstelen met een soortgenoot, een zwemwedstrijdje houden met eenden, touwtje trekken met de baas, het uitvoeren van grondige graafwerkzaamheden, het huis opnieuw decoreren, de stembanden van tijd tot tijd een beetje onderhouden en last but not least onstuimige begroetingsrituelen met exemplaren van het menselijk ras.
Maakbaarheid
Dit klinkt natuurlijk allemaal heel grappig, maar het kan in de praktijk best wel eens vervelend zijn als een hond veel blaft, sloopt, jaagt of opspringt. Toch zijn het allemaal gedragingen die voor de hond heel normaal zijn en die niet direct hoeven te duiden op de aanwezigheid van een probleem. Het is maar net hoe je het bekijkt.
Hetzelfde geldt voor de meer rasspecifieke eigenschappen. Bij sommige rassen is bijvoorbeeld het jachtinstinct sterk ontwikkeld en bij andere de waaksheid. Of denk aan een hond als een Border Collie die bekend staat om zijn uitstekende drijfvermogen. De aanleg – het ras – bepaalt voor een groot deel welke eigenschappen de hond in zich draagt.
De mate waarin deze eigenschappen tot uiting komen, wordt beïnvloedt door omgevingsfactoren als opvoeding, training en leefomstandigheden. Dit wil echter niet zeggen dat een hond volledig maakbaar is; er zal altijd rekening gehouden moeten worden met de specifieke kenmerken van een bepaald ras (of kruising tussen meerdere rassen).
Een Beagle die zijn neus achterna gaat en op dat moment Oost-Indisch doof is voor de smeekbedes van zijn eigenaar hoeft dus niet per definitie problematisch gedrag te vertonen. In principe doet hij gewoon wat zijn natuur hem ingeeft.
Dit gedrag kan dan wel tot op bepaalde hoogte beïnvloedbaar zijn, maar het gaat te ver om een gedraging als een probleem te bestempelen als de hond zich niet te allen tijde precies zo gedraagt als zijn eigenaar wil. Ongewenst gedrag is niet hetzelfde als probleemgedrag.
Dat brengt ons terug bij het perspectief: in wiens ogen is het gedrag een probleem? Bij een opspringende hond hangt het er bijvoorbeeld van af tegen wie hij opspringt; de een zal dit als lief en gezellig ervaren en de ander vindt het doodeng of houdt er – begrijpelijkerwijze – niet van als er modderpoten op zijn hagelwitte broek komen.
Ook met betrekking tot de andere besproken gedragingen is de manier waarop deze geïnterpreteerd worden afhankelijk van wie de hond tegenover zich heeft. Sommige mensen vinden het geen probleem als hun hond zelfstandig op onderzoek gaat en daarbij een poosje uit het zicht verdwijnt, anderen gruwelen alleen al van het idee.
Onderzoek naar perceptie
Zelfs bij de gedragingen die over het algemeen minder snel gekoppeld worden aan het natuurlijke gedragsrepertoire van de hond, zoals angst en agressie, blijkt perceptie een grote rol te spelen. Er is op dit gebied is in 2015 een interessant onderzoek* uitgevoerd door enkele Italiaanse wetenschappers. Zij identificeerden enkele gedragingen die eerder als problematisch werden ervaren dan andere: agressie tegenover andere honden, angstig zijn tijdens wandelingen en afkeer van vreemden.
Andere gedragingen die ook vaak als een probleem werden gezien, waren onder meer agressie jegens de eigenaar, het verdedigen van voedsel of speelgoed, aanhoudend geblaf, aandacht zoeken en onzindelijkheid. De mate waarin mensen deze gedragingen als een werkelijk probleem zagen, was gekoppeld aan de waarschijnlijkheid dat ze iets zouden doen aan het gedrag. Met andere woorden: de mensen die geen intentie hadden iets te veranderen aan het gedrag, zagen het ook veel minder snel als een probleem – en andersom.
Dit verklaart misschien ook waarom angst voor geluiden lang niet altijd als een probleem werd ervaren. Terwijl dit gedrag wel genoemd werd als een van de meest voorkomende gedragsproblemen bij honden. Veel honden zijn bijvoorbeeld bang voor vuurwerk of onweer maar deze geluiden komen alleen voor in bepaalde tijden van het jaar. Volgens de onderzoekers ‘vergeten’ mensen de angst van hun hond waarschijnlijk weer op de momenten dat het rustig is, terwijl dat juist de beste tijd zou zijn om aan het probleem te werken. Wederom een kwestie van perceptie dus.
Sekseverschillen
Een andere factor die invloed had op de manier waarop een gedraging werd beoordeeld, bleek het geslacht van de eigenaar te zijn. Zo zagen mannen onzindelijkheid (plassen of poepen in huis) eerder als een probleem dan vrouwen. De wetenschappers suggereren dat dit te maken kan hebben met traditionele genderrollen, waarbij de vrouw nog vaak gezien wordt als degene die voor het huishouden zorgt. Mannen zouden het dan simpelweg niet als hun taak zien plas of poep in huis op te ruimen.
Uit andere onderzoeken kwam naar voren dat de gerapporteerde sekseverschillen met betrekking tot de perceptie van een probleem een afspiegeling kunnen zijn van de verschillen in de onderlinge relaties van honden met hun eigenaren. Een onderzoek uit 2005** liet bijvoorbeeld zien dat vrouwen over het algemeen empathischer zijn ingesteld dan mannen en dat zij zij zich sneller zorgen maken als hun hond angstig gedrag vertoont.
Uit hetzelfde onderzoek bleek dat mannen over het algemeen sneller geïrriteerd of boos raken dan vrouwen. Het is dan ook niet heel verbazingwekkend dat honden gevoelig zijn voor het geslacht van de eigenaar en dat dit hun gedrag beïnvloedt. Dit zou – in ieder geval gedeeltelijk – verklaren waarom er in het Italiaanse onderzoek een positieve associatie werd gevonden tussen op de eigenaar gerichte agressie en het geslacht van de eigenaar: bij mannelijke eigenaren vertoonden de honden meer agressie.
Gedrag in de juiste richting sturen
Er kunnen dus meerdere factoren meespelen bij de perceptie van een probleem, niet in de laatste plaats ons eigen gedrag. Voordat we besluiten of iets een probleem is, is het daarom verstandig dit eerst wat beter onder de loep te nemen. Versterken we het gedrag van onze honden misschien onbewust door onze houding of door ons handelen? Om nog even terug te keren naar de opspringende hond; dit is een typisch voorbeeld van gedrag dat in het verleden getolereerd of zelfs aangemoedigd werd.
Als een pup zoiets doet vinden mensen het meestal alleen maar schattig en er wordt dan niet altijd genoeg aandacht besteed aan de consequenties die het kan hebben als dit gedrag niet tijdig in de juiste richting wordt gestuurd. Dezelfde voorbeelden kunnen gegeven worden voor gedrag als slopen, jagen, blaffen, etc. Allemaal gedragingen die behoren tot het normale gedragsrepertoire van de hond en die wij moeten zien om te kneden tot een maatschappelijk acceptabele vorm.
Hierbij uiteraard rekening houdend met de grenzen van de maakbaarheid; gedrag is maar tot op bepaalde hoogte te sturen. Als je een jachthond heb aangeschaft, zal je er bedacht op moeten zijn dat hij graag zijn neus achterna gaat en dat het soms wat meer moeite zal kosten hem weer bij je te krijgen. En hoe ga je ervoor zorgen dat je hond minder blaft als het een ras betreft dat erom bekend staat nogal vocaal aangelegd te zijn? Het vergt dikwijls veel tijd, training en geduld om dergelijke – in onze ogen ongewenste – gedragingen in de juiste banen te leiden. Zeker als het gedrag in het verleden onbewust bekrachtigd is.
Stress en frustratie
Wat ik maar wil zeggen, is dat we altijd eerst naar ons eigen aandeel in een ‘probleem’ moeten kijken. Ook als de hond gedrag vertoont dat duidelijk voortkomt uit stress en frustratie. Het is namelijk best mogelijk dat we zelf de omstandigheden hebben gecreëerd waarin deze stress en frustratie de kans hebben gekregen zich te ontwikkelen.
Als een hond niet aan zijn trekken komt doordat hij bijvoorbeeld te weinig lichamelijke of mentale uitdaging krijgt, kan hij gefrustreerd raken en zelf op zoek gaan naar andere uitlaatkleppen. Dit zorgt vervolgens voor irritatie of stress bij de eigenaar en op die manier is een probleem al snel geboren. Daarom is het belangrijk dat er eerst wordt nagegaan of er wel voldoende aan de behoeftes van de hond voldaan wordt. Ook hier spelen de specifieke kenmerken van een ras weer een rol. Er zijn rassen die heel actief zijn en veel beweging nodig hebben.
Er zijn rassen die dolgraag willen samenwerken met hun baas. En weer andere rassen hebben juist veel vrijheid en zelfstandigheid nodig, zoals bijvoorbeeld kuddebewakers. Zo is er voor elke hond en voor elk ras wel iets te zeggen over de specifieke behoeftes, zowel in het algemeen als individueel. Indien er geen rekening wordt gehouden met deze behoeftes zal de hond steeds meer stress en frustratie ervaren, met alle gevolgen van dien. Tijdig ingrijpen kan voorkomen dat er zich uiteindelijk een echt gedragsprobleem ontwikkelt.
Hierbij moet worden opgemerkt dat het zeker niet de bedoeling is problematische of ongewenste gedragingen te bagatelliseren of de schuld volledig bij de eigenaar neer te leggen. Wel is het de bedoeling om meer bewustwording te creëren omtrent de rol van perceptie en ons eigen handelen. Wij hebben de keuze en de mogelijkheid om dingen te veranderen, de hond meestal niet.
Gedragsdeskundige inschakelen
Maar hoe kan je nu objectief bepalen of iets wel of geen probleem is? Het antwoord is vrij simpel: dat kan niet. En dat is niet meer dan logisch; hondeneigenaren zijn ook maar mensen en zij kunnen hun eigen gevoelens of gedachtes niet zomaar uitschakelen. Wat je wel kan doen, is proberen die objectiviteit zo dicht mogelijk te benaderen. Kijk goed naar het gedrag dat je als problematisch ervaart en probeer het te ontleden. Stel jezelf de vraag waarom het voor jou een probleem is.
Vraag jezelf tevens af in hoeverre de hond er hinder van ondervindt. Is het in wezen normaal ‘honds’ gedrag of is er meer aan de hand? Wat zou je kunnen of willen doen om het gedrag bij te sturen? Zouden medische oorzaken een rol kunnen spelen? Dit zijn allemaal vragen die je jezelf zou kunnen stellen stellen en die meer inzicht kunnen geven in wat er precies aan de hand is.
Ben je na deze bespiegelingen nog steeds van mening dat je hond een gedragsprobleem heeft? Of heb je het idee dat je hond eronder lijdt? Schakel dan altijd een gediplomeerde gedragsdeskundige in. Doe dit ook als je twijfelt; een deskundige is opgeleid om op een objectieve manier naar het gedrag te kijken en zal jou kunnen vertellen of er werkelijk iets ernstigs aan de hand is.
Probleemgedrag moet zeker niet worden onderschat en het is heel belangrijk dat er actie wordt ondernomen als je het vermoeden hebt dat er iets niet in de haak is. Het is dan misschien niet altijd onze schuld, maar wel onze verantwoordelijkheid! Verlies hierbij echter niet uit het oog dat we in sommige gevallen zelf een gedeelte van de oplossing zijn: een probleem is soms alleen een probleem als je dat ervan maakt.
Literatuur:
* Pirrone, F., Pierantoni, L., Mazzola, S.M., Vigo, D., Albertini, M. (2015) Owner and Animal Factors Predict the Incidence of, and Owner Reaction Towards, Problem Behaviors in Companion Dogs, Journal of Veterinary Behavior
** Ben-Michael, J. (2005). Dog owner in problematic dog-rearing situations: Techniques of disciplining behavior. Proefschrift Radboud Universiteit: http://hdl.handle.net/2066/26968
Dit artikel is verschenen in Onze Hond nummer 10, december 2018. Losse exemplaren kunnen besteld worden via de website www.onzehond.nl