Dit artikel is verschenen in het tijdschrift Onze Hond, nummer 6, juli/augustus 2019.
De castratie van de reu, het blijft een heikel onderwerp. Nu we steeds meer te weten komen over de gevolgen van castratie op de gezondheid en het gedrag van de hond rijst de vraag of de voordelen nog wel opwegen tegen de nadelen. Omdat veel mensen door de bomen het bos niet meer zien, worden in dit artikel de nieuwste wetenschappelijke bevindingen op een rijtje gezet.
Waarom castratie?
Er zijn verschillende redenen waarom mensen overwegen hun hond te laten castreren. De meest voor de hand liggende reden is het onvruchtbaar maken, zodat de hond zich niet meer kan voortplanten. Andere redenen zijn onder meer:
– Het verminderen van agressief, hyperactief of (hyper)seksueel gedrag
– De aanwezigheid van een niet-gecastreerde teef in het huishouden
– Cryptorchidie: als één of beide testikels niet zijn ingedaald in het scrotum. – Het tegengaan van plassen in huis, het behandelen van een goedaardige prostaatvergroting
– Het voorkomen of behandelen van tumoren aan de testikels (teelbalkanker) en peri-anaalkliertumoren
– Het behandelen van overmatige afscheiding uit de penis
Het is waar dat castratie in sommige gevallen zeker voordelen heeft of kan hebben. In de praktijk blijkt het echter lang niet altijd het gewenste effect op het gedrag te hebben. Het is zelfs mogelijk dat het gedrag verergerd door castratie. Daarnaast zijn er steeds meer aanwijzingen dat castratie een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van het lichaam en dat bepaalde vormen van kanker juist vaker voorkomen bij gecastreerde honden.
Castratie bij de mens
Als we kijken naar de effecten van castratie op de mens, dan is het misschien niet zo raar dat het verliezen van de belangrijkste testosteronbronnen ook bij de hond allerlei problemen kan opleveren.
Uit een artikel in Trouw: “Op langere termijn raakt ook de aanmaak van bloedcellen verstoord, wat leidt tot bloedarmoede. De botten worden broos. Veel mannen zonder teelballen ontwikkelen ook nog suikerziekte. En hun lichaamsvet krijgt een vrouwelijker verdeling: minder op de buik, meer op de heupen. […] Als een jongen vóór de puberteit wordt gecastreerd, zijn de gevolgen nog ingrijpender. Alle secundaire geslachtskenmerken blijven dan uit. Dat betekent: geen beharing op het gezicht, in de schaamstreek of op de borst; geen zaadproductie; geen baard in de keel; weinig spieren en een kleine penis. De botten groeien juist extra lang door, want die krijgen geen signaal om te stoppen. Dit verklaart waarom castraten – zangers die in vroeger eeuwen werden ontmand om hun hoge stem te behouden – door tijdgenoten werden omschreven als klungelige reuzen.”
Zoals we zullen zien, vertonen deze bevindingen overeenkomsten met resultaten uit wetenschappelijke onderzoek naar de mogelijke gevolgen van castratie van de reu. Hieronder worden de meest opvallende resultaten met betrekking tot het bewegingsapparaat, kanker, gedrag en gezondheid kort samengevat. Achter elk resultaat staan tussen haakjes de jaartallen van de betreffende studies aangegeven.
Effecten op het bewegingsapparaat
– In een studie van 1444 Golden Retrievers waren de honden die gecastreerd waren toen zij minder dan een jaar oud waren aanzienlijk langer dan de honden die na die leeftijd waren gecastreerd (1998-1999)
– In een studie van 203 behendigheidshonden werd aangetoond dat het scheenbeen (tibia) en het spaakbeen (radius) en ellepijp significant langer waren dan het dijbeen (femur) en het opperarmbeen (humerus) bij honden die waren gecastreerd op of vóór de leeftijd van 8 maanden, in vergelijking met intacte honden (Chris Zink, zie bronmateriaal)
– Kruisbandrupturen (gescheurde voorste kruisband) komen significant vaker voor bij gecastreerde honden, zelfs als er rekening gehouden worden met de lichaamsgrootte (1993, 1999, 2004, 2007, 2017)
– In een onderzoek met 759 mannelijke en vrouwelijke Golden Retrievers die waren gecastreerd voordat zij zes maanden oud waren, kwamen er bij 5% van de reuen en 8% van de teven kruisbandrupturen voor. Bij de ongecastreerde honden kwamen er geen kruisbandrupturen voor (2013)
– Honden die minstens zes maanden voorafgaand aan de diagnose van heupdysplasie waren gecastreerd hadden anderhalf maal meer kans om heupdysplasie te ontwikkelen dan seksueel intacte honden (2005)
– Gecastreerde honden hadden een 3,1 keer hogere incidentie van patella luxatie (ontwrichting van de knieschijf) (2005)
– Bij Labrador Retrievers en Golden Retrievers die vóór de leeftijd van zes maanden gecastreerd waren, kwamen gewrichtsaandoeningen respectievelijk twee en vier tot vijf maal vaker voor (2014)
– In een studie met 1170 Duitse herders die werden gevolgd tot de leeftijd van 8 jaar, werd 21% van de gecastreerde reuen gediagnosticeerd met één of meer gewrichtsaandoeningen, vergeleken met 7% van de intacte reuen (2016)
Bespreking
Uit deze resultaten komt duidelijk naar voren dat de leeftijd waarop een hond gecastreerd wordt van invloed kan zijn op de ontwikkeling van gewrichtsaandoeningen. Dit heeft onder andere te maken met de botstructuren van de opgroeiende hond. De lange botten van een pup groeien vanuit zachte gebieden aan de beide uiteinden; ze groeien dus niet over de gehele lengte. De stukjes kraakbeen aan de uiteinden van de lange botten die zorgen voor de lengtegroei worden groeiplaten of -schijven genoemd.
Deze bevatten snel vermenigvuldigde cellen die ervoor zorgen dat de botten langer worden tot aan het einde van de puberteit. Als de pubertijd nadert, wordt aan de groeischijven door hormonale veranderingen het signaal afgegeven zich te sluiten. Het sluiten van de groeischijven is doorgaans voltooid als de hond ongeveer 18 maanden oud is. Zolang de groeischijven nog niet gesloten zijn, zijn ze dus nog zacht en kwetsbaar.
Wat gebeurt er nu als je een hond castreert voordat de groeiplaten gesloten zijn? Door het wegvallen van het sekshormoon testosteron worden er geen signalen meer afgegeven die de groeiplaten ‘vertellen’ dat ze moeten sluiten. Hierdoor kunnen de botten met een abnormale snelheid blijven groeien en/of raken de botten uit proportie ten opzichte van elkaar. Honden die in of voor de puberteit zijn gecastreerd, kunnen dan ook dikwijls worden herkend aan hun langere ledematen (slungelige reuen), lichtere botten en hun smallere borst en schedel.
Het is niet moeilijk te bedenken dat een abnormale botgroei kan leiden tot de ontwikkeling van verschillende gewrichtsaandoeningen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het gewicht van de hond na castratie ook nog een rol kan spelen: het is bekend dat gecastreerde honden meer kans hebben op overgewicht of obesitas omdat hun stofwisseling verandert. Dit kan een bijdragen aan het ontstaan van orthopedische aandoeningen.
Tot slot heeft een gebrek aan testosteron een aanzienlijk negatief effect op de opbouw van de spiermassa. Deze kan zich niet meer optimaal ontwikkelen of neemt af na castratie, waardoor de reu meestal niet kan uitgroeien tot een mooi gebouwde hond met goede bespiering (ook hier weer: slungelig). Dit kan vervolgens weer bijdragen aan het ontstaan van allerlei gewrichtsproblemen en blessures.
Effecten op de ontwikkeling van verschillende vormen van kanker
– Een studie vond een 1,6 maal groter risico op hemangiosarcoom aan het hart (kwaadaardige tumor van de bloedvatwand in de hartbasis) bij gecastreerde honden in vergelijking met intacte reuen (1999)
– Mannelijke Rottweilers die gecastreerd werden vóór de leeftijd van één jaar hadden 3,8 keer meer kans op het ontwikkelen van botkanker dan intacte honden (2002)
– Gecastreerde honden hadden een 2,2 maal hoger risico om botkanker te ontwikkelen dan intacte honden (1998)
– Gecastreerde honden hadden een 2,8 keer hoger risico op het ontwikkelen van prostaatkanker dan intacte honden (2007)
– Gecastreerde honden hadden een 4,3 maal hoger risico om prostaatcarcinoom te ontwikkelen dan intacte honden (2002, 2003)
– Gecastreerde honden hadden een 3 tot 4 keer groter risico om blaaskanker te ontwikkelen dan intacte honden (2000, 2007)
– Bij vroeg gecastreerde mannelijke Golden Retrievers was de kans op lymfosarcomen (kwaadaardige tumoren in het lymfeweefsel) drie keer groter dan bij intacte reuen (2013)
– In een onderzoek onder 2505 Vizsla’s bleken gecastreerde honden op elke leeftijd een significant hoger risico te hebben op mastcelkanker, hemangiosarcoom (tumor aan de bloedvatwand), lymfeklierkanker en al deze kankers gecombineerd dan intacte honden. Hoe jonger zij waren op het moment van castratie, hoe eerder zij werden gediagnosticeerd met deze ziektes (2014)
Effecten op gedrag
– Er is een verband gevonden tussen castratie op jonge leeftijd en een verhoogde kans op angst voor geluiden en ongewenst seksueel gedrag zoals het bestijgen van andere honden (2004)
– Vizsla’s die werden gecastreerd voor de leeftijd van zes maanden, tussen zeven en twaalf maanden oud of als zij ouder dan twaalf maanden waren, hadden een significant verhoogde kans op het ontwikkelen van angst voor stormen. De honden die waren gecastreerd voor de leeftijd van zes maanden hadden een verhoogde kans op het ontwikkelen van een gedragsstoornis (2014)
– Er werden significant meer gedragsproblemen waargenomen bij gecastreerde reuen dan bij intacte reuen. Met name agressie kwam regelmatig voor (2005, 2006)
– Duitse Herders die werden gecastreerd tussen de vijf en tien maanden oud vertoonden veel vaker reactief gedrag (2006)
– In een recente studie met meer dan 13.500 honden werd er geen verband gevonden tussen castratie en agressie naar bekende mensen en andere honden. Er was echter wel sprake van een aanzienlijke toename van de kans op matige of ernstige agressie jegens vreemden bij de honden die tussen tussen de zeven en de twaalf maanden waren gecastreerd (2018)
Overige effecten op gezondheid
– Sommige reuen hadden een verhoogde kans op incontinentie als zij voor de puberteit werden gecastreerd (1996)
– Een gezondheidsonderzoek met enkele duizenden Golden Retrievers toonde aan dat gecastreerde honden meer kans hadden op het ontwikkelen van hypothyreoïdie (traag werkende schildklier). Uit andere onderzoeken kwamen soortelijke resultaten naar voren (1994)
– Het risico op bijwerkingen van vaccinaties was 27% tot 38% groter bij gecastreerde honden in vergelijking met intacte honden (2005)
– Een studie met 90.090 honden onthulde dat gecastreerde honden een significant verhoogd risico hadden op atopische dermatitis (chronische huidaandoening), auto-immuun hemolytische anemie (een ziekte waarbij de rode bloedcellen worden afgebroken door antistoffen gericht tegen de eigen bloedcellen), de ziekte van Addison, een traag werkende schildklier, imuungemedieerde trombocytopenie (afbraak van bloedplaatjes) en inflammatoire darmaandoeningen (2016)
Hoewel sommige van bovenstaande onderzoeken al enigszins verouderd zijn en er ongetwijfeld vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de methodes en de uitvoering van andere, zijn het bevindingen die we niet zomaar kunnen of mogen negeren. Bovendien wordt er nog altijd onderzoek gedaan naar dit onderwerp en de bewijzen dat castratie ernstige negatieve invloed kan hebben op de gezondheid en het welbevinden van de hond zullen zich vermoedelijk alleen maar verder opstapelen.
Steeds meer gedragsdeskundigen en dierenartsen pleiten er dan ook voor om een hond alleen te laten castreren indien daar dringende medische redenen voor zijn, zoals in het geval van teelbalkanker of als agressie aantoonbaar beïnvloed wordt door testosteron.
Belangrijk is dat er altijd gekeken wordt naar het individuele geval en dat er niet zomaar tot castratie wordt overgegaan omdat het immers zo vaak als gangbare ‘oplossing’ wordt beschouwd. In plaats van deze onomkeerbare keuze kan men bij de behandeling van probleemgevend gedrag bijvoorbeeld ook overwegen gedragstherapie en/of ondersteunde medicatie in te zetten; op de lange termijn biedt dit meestal veel betere resultaten.
Leeftijd
Mocht men ondanks de risico’s en ondanks het ontbreken van dringende medische redenen toch besluiten de hond te laten castreren, dan is het raadzaam om hiermee te wachten tot zijn groeiplaten gesloten zijn. Dit is doorgaans op de leeftijd van 18 maanden. Eventueel kan er een röntgenfoto worden gemaakt om het zeker te weten. Beter is het nog om te wachten tot de hond niet alleen lichamelijke maar ook emotionele volwassenheid heeft bereikt. Bij de meeste honden gebeurt dit als zij tussen de drie en vier jaar oud zijn.
Vroegcastratie wordt hoe dan ook steeds vaker met klem afgeraden; de voordelen wegen niet meer op tegen de overduidelijke nadelen. Naast de al genoemde argumenten hebben zeer jonge pups ook nog eens hoger anesthesierisico en meer kans op het ontwikkelen van hypothermie (onderkoeling) en hypoglycemie (te laag suikergehalte in het bloed).
Economische motieven
Helaas spelen economische motieven bij het castreren op jonge leeftijd nog altijd een rol. De KNMvD (Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde) zegt hier bijvoorbeeld over: “In de fokkerij worden pups soms op verzoek van de fokker op een leeftijd van zes tot acht weken geneutraliseerd. Doordat deze fokkers van bepaalde bijzondere rassen uitsluitend gecastreerde pups verkopen behouden zij een monopoliepositie in de markt. […] Vanwege de intentie van achter de ingreep (economische belangen van de fokker) en de risico’s is neutralisatie op zeer jonge leeftijd in dit geval niet acceptabel.”
Het is ook mogelijk dat fokkers in een contract vastleggen dat een pup zo snel mogelijk gecastreerd dient te worden. Pupkopers doen er in zo’n geval goed aan zich af te vragen of het wel verstandig is een pup bij de betreffende fokker aan te schaffen. Om het aloude gezegde nog maar eens aan te halen: “Bezint eer ge begint.”
Bronmateriaal:
Standpunt KNMvD over vroegcastratie: https://www.knmvd.nl/standpunt-over-de-neutralisatie-van-pups-en-kittens-op-zeer-jonge-leeftijd/
Jane Messineo (2018) Should I spay or neuter my Dog? – Understanding the secret life of sex hormones
Sander Becker (2012) Veel medisch leed na castratie. In: Trouw https://www.trouw.nl/home/veel-medisch-leed-na-castratie~a998de8c/
Chris Zink (2018) Gonadectomy – Rethinking Long-Held Beliefs. Zie: https://www.caninesports.com/zink-articles.html
Schaefers-Okkens AC, Overgaauw PAM. (2007) Neutralisatie van pups en kittens op zeer jonge leeftijd. Tijdschrift voor Diergeneeskunde
Farhoody, P., Mallawaarachchi, I., Tarwater, P.M., Serpell, J.A., Duffy, D.L. & Zink, C. Aggression toward familiar people, strangers, and conspecifics in gonadectomized and intact dogs. Frontiers in Veterinary Science
Dit artikel is verschenen in het tijdschrift Onze Hond, nummer 6, juli/augustus 2019