(MIJN EERSTE ARTIKEL, GEPUBLICEERD IN DOGMAGAZINE)
Hebben honden gevoel voor humor?
Lange tijd werd binnen de wetenschap aangenomen dat dieren geen emoties kenden, om nog maar niet te spreken over een bewustzijn. Sinds een aantal jaren staan deze onderwerpen echter weer volop in de belangstelling. Dit heeft te maken met de sterk verbeterde onderzoeksmethoden maar ook met het feit dat dieren een steeds belangrijkere plaats binnen onze maatschappij innemen. In veel tijdschriften, kranten en boeken wordt er hier tegenwoordig dan ook aandacht aan besteed. Nu leek het mij interessant om eens een onderwerp te belichten waarover eigenlijk nog helemaal niet zoveel geschreven is: hondenhumor.
Dat honden in staat zijn plezier te hebben en te maken, is voor de meeste mensen eigenlijk wel een vaststaand gegeven. Zelfs binnen de wetenschappelijke wereld is er een groeiende acceptatie voor het bestaan van dergelijke gevoelens bij dieren, al zullen de sceptici wellicht nooit helemaal van het toneel verdwijnen.
Maar wil het feit dat onze honden plezier ervaren ook zeggen dat zij over een gevoel voor humor beschikken? Bij het beantwoorden van deze vraag is het van belang dat we rekening houden met de capaciteiten van het dier. Honden zijn immers niet in staat grappen te vertellen of onderscheid te maken tussen de vele verschillende soorten van humor zoals mensen dat kunnen. We moeten het bewijs dus zoeken op een meer basaal niveau. In het kader daarvan is het interessant om eerst eens te kijken naar een aantal onderzoeksresultaten die betrekking hebben op dit onderwerp. Vervolgens is het ook van belang om onze eigen ervaringen onder de loep te nemen en te bepalen in hoeverre we uitsluitsel kunnen geven over het bestaan van een gevoel voor humor bij honden.
Evolutionaire relaties
Ten eerste is het emotionele aspect van humor erg belangrijk. Dit aspect heeft vooral betrekking op het ervaren van vreugde en plezier. Mensen uiten dit bijvoorbeeld door hardop te lachen. Uit verschillende onderzoeken is echter gebleken dat ook dieren in bepaalde situaties geluiden maken die voor lachen zouden kunnen doorgaan. Zo ontdekte de Amerikaanse neurowetenschapper Jaak Panksepp dat ratten tijden het spelen specifieke hoge geluidjes van 50 kHZ voortbrengen. Dit bracht de onderzoekers op het idee te kijken hoe de ratjes zouden reageren als zij positief gestimuleerd werden door middel van kietelen. Wederom maakten de ratjes dezelfde geluiden, het waren er zelfs meer dan tijdens gewoon spel met soortgenoten.
Volgens Panksepp wijzen deze resultaten erop dat de ratten daadwerkelijk plezier beleefden. Tevens is hij van mening dat veel van de oude, door de evolutie verkregen hersenstructuren dienen als de fundamenten voor emotionele ervaringen. Deze subcorticale, ofwel dieper gelegen, systemen delen wij met alle andere zoogdieren. Het is dus heel aannemelijk dat de ratten inderdaad plezier hadden en blij waren. Aanvullend bewijs voor dit gegeven is het feit dat het dopaminesysteem in de hersenen zowel bij mensen als dieren een grote rol speelt bij het ervaren van positieve gevoelens. De ratten bleken dan ook dezelfde ‘lachende’ geluiden te maken als dit systeem bij hen neurochemisch gestimuleerd werd. Uitgaande van bovengenoemde resultaten kunnen we wel zeggen dat het er sterk op lijkt dat de geluiden die de ratten produceren een evolutionaire relatie hebben met menselijk gelach. Toekomstig wetenschappelijk onderzoek zal verder moeten uitwijzen in hoeverre wij andere hersenstructuren en mechanismen delen met dieren.
Hondenlach
Ook honden maken bepaalde geluiden als zij aan het spelen zijn. Kunnen we dit dan ook omschrijven als ‘lachen’? De Amerikaanse dierengedragsdeskundige Patricia Simonet denkt van wel. Zij heeft onderzoek gedaan naar deze geluiden en kwam tot de ontdekking dat honden minstens vier opvallende vocale patronen gebruiken tijdens het spelen: grommen, blaffen, janken en een patroon wat zij omschrijft als ‘een duidelijk hoorbare, geforceerd-hijgende ademhaling’. De eerste drie geluiden worden ook in andere situaties gehoord maar de honden maakten het laatste geluid exclusief tijdens het uitdagen tot spel en tijdens het spelen zelf. Het was dus ook een manier om aan te geven dat er geen sprake was van kwade intenties. Simonet noemt het geluid ‘de hondenlach’ en volgens haar lijkt het erg op de menselijke lach, maar dan zonder de vocale klinker. Door de hondenlach te imiteren, waren zelfs de onderzoekers in staat de honden uit te dagen tot spel, zo sterk bleek het signaal te zijn. De honden reageerden door de spelbuiging aan te nemen en de onderzoekers uitermate vrolijk te benaderen. Samenvattend kan men zeggen dat de hondenlach, net als de geluiden die de ratten maakten, alleen gebruikt wordt tijdens positieve situaties met een hoog spelelement. Situaties waarin zij overduidelijk plezier beleven.
Bij mensen is het zo dat lachen en humor kunnen leiden tot een vermindering van nervositeit, stress en spanning. Simonet wilde kijken of dit bij honden ook het geval was en liet de opgenomen geluiden horen aan honden in een asiel. Hierbij werd van tevoren bepaald hoe hoog het stressniveau van de aanwezige honden was. Het terugspelen van het geluid van de hondenlach resulteerde in een significante afname van stressgerelateerde gedragingen. Daarnaast was er sprake van een toename in pro-sociaal gedrag. Zo zochten de honden bijvoorbeeld toenadering tot de onderzoekers en likten zij aan hun mondhoeken.
Sociale interacties
Willen we iets kunnen zeggen over humor bij honden, dan moet er dus vooral gekeken worden naar het speldrag, naar de sociale interacties met andere honden, en naar de sociale interacties met mensen. Dit zijn de situaties waarin allerlei positieve emoties een rol spelen, waaronder de emoties die van belang zijn bij het hebben van een gevoel voor humor en het tot uiting brengen hiervan. Daarnaast mag het inmiddels duidelijk zijn dat humor een sterk sociaal aspect heeft. Bij het beschrijven van de gedragingen en interacties die plaatsvinden tijdens spel, zijn we vooral afhankelijk van onze eigen observaties en interpretaties. Deze krijgen vorm door het vertellen van anekdotes. In de wetenschappelijke wereld worden anekdotes niet als bewijs gezien maar ze kunnen wel een belangrijke bron van informatie vormen, mits er op een zorgvuldige en kritische manier mee wordt omgegaan.
Er zijn veel verschillende voorbeelden te noemen van gedrag dat tijdens het spelen kan worden waargenomen; honden rennen elkaar achterna, stoeien, bijten elkaar zachtjes, duwen elkaar op de grond, enzovoort. Hierbij zijn er wel sociale gedragsregels die in acht moeten worden genomen. Het spelen moet immers plaatsvinden met wederzijdse instemming, het is een vrijwillige activiteit. Honden maken bij het overbrengen van hun goede intenties dan ook gebruik van verschillende spelsignalen, zoals de speelbuiging.
Om nu te kunnen spreken van de aanwezigheid van een gevoel voor humor, moeten bepaalde gedragingen min of meer bewust worden uitgevoerd. Het doel is een reactie bij de ander te weeg te brengen. Dit bewustzijnsaspect komt bij honden tot uiting in de intenties waar ik hierboven over spreek; zij dagen de ander bewust uit tot spel. Ook tijdens het spelen voeren zij in ieder geval een aantal acties uit die ‘bedacht’ moeten zijn. Zo verstopt één van mijn honden zich bijvoorbeeld vaak achter de auto en wacht tot een andere hond hem komt zoeken. Vervolgens rent hij rond de auto en maakt allerlei schijnbewegingen zodat de ander hem niet te pakken kan krijgen. Voor de honden zelf is dit waarschijnlijk niet minder komisch dan voor de mensen die dit soort acties waarnemen. Een ander voorbeeld van het intentionele karakter van hun spel is het feit dat ze het vaak ook leuk vinden om mensen uit te dagen. Het is daarbij opvallend dat zij er in veel gevallen op uit lijken te zijn ons echt aan het lachen te maken. Meestal gaan ze zich namelijk nóg gekker gaan gedragen als ze dit doel bereikt hebben. Ze moeten dus zowel bewust zijn van hun eigen intenties als van de gemoedstoestand van de betreffende persoon. Uit deze en tal van andere voorbeelden kunnen we opmaken dat honden besef hebben van zaken die grappig zijn. Voorlopig ondersteunen de besproken resultaten betreffende de ratten- en de hondenlach deze bewering, al zal er nog veel nader onderzoek moeten plaatsvinden.
Honden zullen nooit in staat zijn de ver ontwikkelde en veelzijdige vorm van menselijke humor te evenaren, maar ik denk dat we er wel van kunnen uitgaan dat zij over een eigen, ‘honds’ gevoel voor humor beschikken.
Verder lezen:
Jaak Panksepp (1998), Affective Neuroscience: The foundations of human and animal emotions. New York: Oxford University Press