New York Times bestsellerauteur Julia Barton schrijft al geruime tijd artikelen voor verschillende tijdschriften en websites, waaronder The Huffington Post. ‘Mijn hond, mijn redding’ is haar eerste boek. Barton beschrijft hierin hoe zij op 22-jarige leeftijd in New York woont en werkt en ten onder gaat aan een stevige depressie. Op het moment dat het echt niet meer gaat en zij dagen op de keukenvloer ligt van haar New Yorkse appartement belt zij haar moeder. Deze twijfelt geen moment, stapt direct in de auto en rijdt vanuit Ohio vele uren om haar dochter op te halen en naar huis te brengen.
Hoewel het verhaal start op dat punt blijkt al snel dat dit niet de eerste keer is dat Baron te kampen heeft met psychische problemen; meerdere therapeuten passeren de revue maar geen van allen lijkt haar te kunnen helpen en elke keer zakt zij weer terug in haar duistere gedachten. Vooral de relatie met haar oudere broer – waarbij lichamelijk geweld niet geschuwd werd – heeft een grote impact op haar functioneren.
Eenmaal terug in haar ouderlijk huis in Ohio blijft Barton hangen in haar lethargische staat en blijkt hoe ernstig de depressie is. De beschrijvingen van de gevoelens en gedachtes die door haar heen gaan, zijn treffend en oprecht en voor veel mensen ongetwijfeld zeer herkenbaar. Het boek kan zo nu en dan een gevoelige snaar raken, niet alleen op het gebied van psychische problemen maar ook op het gebied van liefde voor de hond.
Als Golden Retriever Bunker in het leven van Barton verschijnt, lijken er wat dingen te veranderen en de manier waarop zij schrijft over haar intense liefde voor hem is hartverwarmend. De aanwezigheid van Bunker, alsmede het gebruik van antidepressiva, zetten het genezingsproces in gang en langzaam maar zeker begint Barton op te klimmen vanuit het dal. De verantwoordelijkheid voor het welzijn van Bunker geeft haar weer een doel in het leven en zorgt ervoor dat haar zelfbeeld verbetert.
Dan wordt Bunker ziek – hij blijkt zeer ernstige heupdysplasie te hebben – en Barton zet alles op alles om zijn leven te redden terwijl inslapen de meest humane optie zou zijn volgens de dierenarts. De diagnose verbaast niet. Op verschillende momenten in het boek beschrijft Barton hoe Bunker tijdens wandelingen opeens niet meer kan lopen en kermend op de grond valt. Met enigszins opgetrokken wenkbrauw vraag je je af waarom ze niet meteen naar de dierenarts gaat maar door je te verplaatsen in de aandoening van Barton is haar gedrag niet zo verwonderlijk: ze leeft met de constante angst om Bunker, die zij beschouwt als haar redding, te verliezen. Aan haar liefde voor de hond ligt het absoluut niet. De parallellen in de levens van Barton en Bunker (ziekte en genezing) maken hun band alleen maar sterker en je zou kunnen zeggen dat zij elkaar redden.
Je kan je als lezer tevens afvragen of het wel helemaal gezond is om zo te hangen aan een hond, een verlies is immers onvermijdelijk. Het boek is echter geschreven door iemand die geestelijk juist niet gezond was en dit maakt de uiteindelijke scheiding van Bunker en Barton erg aangrijpend maar ook weer iets ongemakkelijk.
Hoewel het een autobiografie is, leest ‘Mijn hond, mijn redding’ als een roman. Het verveelt geen moment en zal niet uitsluitend hondenliefhebbers aanspreken omdat er naast honden verschillende andere thema’s centraal staan: depressie, broer/zus mishandeling, afwezige ouders en in het reine komen met jezelf.