Sinds het verschijnen van hun boek ‘Dogs: A New Understandig of Canine Origin, Behavior and Evolution’ zijn de namen van Raymond en Lorna Coppinger niet meer weg te denken uit de hondenwereld. In dit boek beargumenteert het biologenechtpaar onder andere dat honden niet direct van wolven afstammen en dat zij ook niet bewust tam werden gemaakt door de vroege mens.
Na een hele tijd geen boeken geschreven te hebben, bracht Ray Coppinger in 2015 samen met Mark Feinstein het boek ‘How Dogs Work’ uit en nog geen jaar later is ‘What Is a Dog?’ er, het tweede gezamenlijke boek van Ray en Lorna Coppinger.
De titel lijkt misschien een voor de hand liggende vraag maar zoals uit dit boek zal blijken, ligt het allemaal wat gecompliceerder dan we denken. De Coppingers betogen dat de straathonden zoals men die tegenkomt in landen als Vietnam, India, Afrika en Mexico de echte archetypische honden zijn en niet de door de mens gecreëerde hondenrassen zoals wij die kennen in onze moderne, ontwikkelde maatschappij. Zij laten zien hoe honden zichzelf gedomesticeerd hebben om zo efficiënt mogelijk van menselijk afval te kunnen leven. Daarnaast onderzoeken zij de gedragskenmerken die honden in staat stellen zich succesvol te handhaven en voort te planten, ongehinderd door mensen, in leefgebieden die we normaal gesproken niet beschouwen als hondvriendelijk. Het merendeel van de honden die op aarde leven, wordt immers niet gehouden als gezelschapsdier; zij hebben zich zodanig ontwikkeld dat zij geschikt zijn voor het leven in een bepaalde niche in de nabijheid van mensen. Of zij nu van wolven of van een andere soort in het Canis geslacht (zoals jakhalzen en coyotes) afstammen, is volgens de Coppingers daarbij niet van groot belang. Zij zien de village dogs als een op zichzelf staande, succesvol geëvolueerde soort.
Het boek bestaat uit vier delen. In het eerste deel wordt uitgelegd waarom de vraag wat een hond is zo relevant is en welke consequenties we eraan kunnen verbinden. Ook het gegeven dat straathonden uit allerlei verschillende landen dezelfde uiterlijke kenmerken vertonen, wordt hier uitvoerig besproken. In het tweede – behoorlijk technische – deel gaan zij dieper in op de gedragsecologie: zij laten zien wat het de hond ‘kost’ (in termen van energie, calorieën, tijd, etc.) om zich te voeden, zich te ontwikkelen, zich voort te planten en gevaren te vermijden. Dit is van belang omdat het aangeeft hoe het komt dat honden zo geschikt zijn voor een leven in de nabijheid van de mens. In het derde deel, dat gaat over de speciale relatie tussen mensen en honden, zal je in plaats van een hartverwarmend relaas een objectieve uiteenzetting vinden over de manier waarop de hond de mens heeft opgezocht en in hoeverre hij baat heeft bij een leven als huisdier. Niet iedere hondenliefhebber zal dit leuk vinden om te lezen maar het kan geen kwaad dat we worden uitgedaagd eens over dit soort zaken na te denken. Ook het hoofdstuk over de vele problemen die het fokken van rashonden met zich meebrengt en de oplossingen die de Coppingers daarvoor aandragen, biedt wat dat betreft voldoende stof ter overdenking. Het laatste deel bestaat uit een samenvatting en een bespreking van de gevolgen van menselijk ingrijpen, waaronder het adopteren van buitenlandse zwerfhonden.
‘What Is a Dog?‘ is een pittig boek maar zeer zeker de moeite waard. Het is waarschijnlijk onze Westerse gedachtengang die ervoor zorgt dat sommige zaken tegen de borst kunnen stuiten; je wordt als het ware gedwongen op een geheel andere manier te kijken naar de hond als diersoort. Het is een gave dat het de Coppingers lukt de vaak wat technische stof op zo’n manier over te brengen dat het boeiend blijft en als je eenmaal gewend bent aan de manier van schrijven, is het werkelijk een ontzettend interessant en intrigerend boek waar je nog lang over na zal denken.