De bekende Nederlandse etholoog en primatoloog Frans de Waal woont inmiddels alweer vele jaren in Atlanta. Daar is hij hoogleraar psychologie aan Emory University en directeur van Living Links (Center for the Advanced Study of Ape and Human Evolution) van het Yerkes National Primate Research Center. De Waal heeft al vele boeken op zijn naam staan, waaronder Chimpanseepolitiek, De aap en de sushimeester en Een tijd voor empathie. In zijn nieuwste boek wordt de vraag gesteld of wij slim genoeg zijn om te weten hoe slim dieren zijn. Deze vraagstelling is briljant gevonden en geeft precies weer waar het in dit boek over gaat.
De laatste twintig jaar heeft het onderzoek naar dierlijke cognitie zich enorm ontwikkeld en inmiddels zijn er hele werelden voor ons opengegaan; vermogens waarvan werd gedacht dat ze uniek voor de mens waren, blijken vaak op grote schaal te bestaan. De Waal wil in zijn boek een overzicht geven van de huidige stand van zaken op dit gebied en er komen dan ook vele fascinerende onderzoeken met allerlei verschillende diersoorten voorbij.
De schrijfstijl van De Waal is zoals altijd erg vlot en toegankelijk; zelfs de wat meer ingewikkelde psychologische constructen en effecten weet hij op zo’n manier te duiden dat zij voor iedereen te begrijpen zijn. Hoewel hij duidelijk aan ‘de kant’ van het dier staat, trekt hij nergens overtrokken conclusies en wordt hij nergens overdreven sentimenteel. Zijn uitspraken blijven altijd nuchter en objectief, gebaseerd op de feiten.
De vraag ‘Zijn wij slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?’ slaat vooral op het feit dat het heel moeilijk is om positieve resultaten te verkrijgen voor een bepaalde diersoort door de mensgerichte wijze waarop sommige onderzoeken zijn opgezet. Het is volgens De Waal vooral de methodologie waar beter naar gekeken moet worden; de manier waarop dingen gemeten worden kunnen een cruciale rol spelen in de uitkomst van een onderzoek. Hiervan noemt hij in het boek vele voorbeelden maar een van de meest verhelderende passages betreft het onderzoek naar gezichtsherkenning bij chimpansees; keer op keer bleken deze dieren niet in staat verschillende gezichten uit elkaar te houden. Men was in de methodologie echter niet verder gekomen dan testen met foto’s van mensengezichten. Uiteindelijk bedacht iemand dat het wellicht wel zou lukken met foto’s van hun eigen soort en dat bleek inderdaad het geval; de chimpansees waren hier zelfs uitzonderlijk goed in. Dit geeft aan hoe belangrijk het is te kijken naar zowel de beperkingen als de mogelijkheden van het specifieke dier en de onderzoeksopzet hierop aan te passen. Zoals De Waal schrijft: “De uitdaging is het vinden van tests die passen bij het temperament, de anatomie en de zintuiglijke vermogens van een dier”. Alleen dan zijn wij dus slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn.
De hond komt in het boek niet veel aan bod en het onderzoek dat genoemd wordt – dat van neurowetenschapper Gregory Berns – is bij de meeste mensen inmiddels wel bekend. Dit betekent echter niet dat het boek niet interessant is voor hondenliefhebbers, integendeel. Door ons te verwonderen over en te verdiepen in de cognitieve vaardigheden van andere diersoorten doen we ook meer kennis op over onze honden. Tevens wordt ons hiermee een blik gegund op de toekomst en alle opwindende ontdekkingen die deze ongetwijfeld nog in petto gaat hebben.
Frans de Waal
Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?
Uitgeverij Atlas Contact
ISBN 9789045028583
336 pagina’s
€ 24,99
Beste mevrouw Past,
Mijn interesse gaat uit naar de verhouding in intelligentie tussen mens en dier en ik was daarom opzoek naar recensies van onderhavig boek. Ik ben leek op dit gebied en heb het boek niet gelezen. Ik las die van u en wil graag enig commentaar geven. Ik begrijp dat De Waal een vloeiende overgang van intelligentie ziet tussen dieren en de mens en dat de mens niet meer uniek is zoals lange tijd werd gedacht. Ik denk dat hij, mogelijk ongewild, zijn ongelijk voor de zoveelste keer heeft aangetoond met het schrijven van dit boek. Ik ken geen diersoort waarin het schrijven van boeken wordt gepraktiseerd. Dieren missen nu eenmaal de basisvaardigheden die aan het begin staan de intellectuele ontwikkeling van de mens, nl. lezen, schrijven en rekenen. Verder bevat dit boek een inventarisatie met commentaar van allerlei intelligent gedrag van dieren, gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. En als dieren iets niet doen is dat wel wetenschap beoefenen, want daarvan hebben ze niet het flauwste benul. Ook dat is alleen de mens voorbehouden, evenals het beoefenen van kunst, want ook daarvoor is menselijk intellect onontbeerlijk. Zo blijft er m.i. toch een harde scheidslijn tussen menselijk intellect en dierlijk intelligent gedrag bestaan. Hopelijk bent u bereid tot een weerwoord.
Met vriendelijke groet,
Joan Schukking.