HOE IS HET OM EEN HOND TE ZIJN?
Erg veel weten we helaas nog niet over hoe het brein van de hond precies in elkaar zit en hoe het werkt. Zelfs over onze eigen menselijke hersenen valt er nog heel wat te leren, al groeit de kennis daarover met de dag door voortdurend in ontwikkeling zijnde technieken.
Nu er recentelijk een begin is gemaakt met het trainen van honden om bewegingloos in een MRI (Magnetic Resonance Imaging) scanner te liggen, krijgen we heel langzamerhand wat meer inzicht in dit meest mysterieuze orgaan van het hondenlichaam. Hoewel deze methode echt nog in de kinderschoenen staat, zijn de eerste resultaten veelbelovend. De vraag is nu in hoeverre we conclusies kunnen trekken over de overeenkomsten tussen de hersenprocessen – en de uiting daarvan in bijvoorbeeld het gedrag – van honden en mensen. Onze eigen hersenen zijn immers het enige referentiekader dat we hebben.
De Amerikaanse filosoof Thomas Nagel schreef in de jaren zeventig een artikel genaamd “What’s it like to be a bat?” (Hoe is het om een vleermuis te zijn?). In dit beroemde gedachte-experiment bracht hij de stelling naar voren dat we nooit daadwerkelijk kunnen weten wat een vleermuis ervaart, hoeveel kennis we ook hebben over zijn hersenstructuren en de werking van zijn zenuwstelsel. Volgens Nagel kunnen bewustzijnsfenomenen nooit volledig verklaard worden aan de hand van de onderliggende fysieke systemen.
Nagel gebruikte bij zijn gedachte-experiment een vleermuis als voorbeeld maar we kunnen de redenering natuurlijk ook doortrekken naar de hond. De gedachtegang van Nagel volgend zal het welhaast onmogelijk zijn om ooit precies te weten te komen wat onze honden denken en voelen, hoeveel kennis we ook over hun hersenen vergaren. Hoewel er zeker overeenkomsten zijn tussen de anatomie, de functies en de ligging van de hersenstructuren van mensen en honden en er veel gelijkenissen zijn aangetoond tussen de zenuwstelsels van beide soorten lijdt het geen twijfel dat zij de wereld heel anders waarnemen. Dit blijkt al uit het feit dat er grote verschillen bestaan tussen de zintuiglijke ervaringen; honden hebben bijvoorbeeld een scherpere neus, een slechter gezichtsvermogen, en kunnen veel hogere tonen horen dan mensen. En dan hebben we het nu niet eens over gedachtes en emoties. We zullen we dus wel nooit te weten komen “hoe het is om een hond te zijn”.
Jammer? Niet helemaal. We moeten namelijk niet vergeten dat het bovenstaande in principe ook geldt voor de ervaringen van andere mensen. Hoewel we ons hier waarschijnlijk wel wat meer bij kunnen voorstellen, zullen we toch nooit echt precies weten hoe een ander de wereld om zich heen ervaart. Het is nu eenmaal onmogelijk in iemands hoofd te kruipen en ons volledig te verplaatsen in iemands unieke perspectief.
De Amerikaanse neurowetenschapper Gregory Berns benadert de vraag hoe het is om een hond te zijn vanuit twee verschillende perspectieven. De eerste, harde benadering stelt de vraag: “Hoe is het voor een hond om een hond te zijn?” Als we dat zouden weten, zouden we geen moeite meer hoeven te hebben om vragen over het hoe en waarom van het gedrag van de hond te beantwoorden.
Het probleem hiermee is dat we als hond zijnde geen taal zouden hebben om te beschrijven wat we voelen. Volgens Berns is de enige vraag die hier dicht genoeg bij in de buurt komt: “Hoe zou het voor ons zijn om een hond te zijn?”.
Door ons voor te stellen hoe het is om in de huid van een ander dier te kruipen, kunnen we vragen omtrent gedrag ontwikkelen in een soort menselijke variant. Als je je verbaast over het geblaf van je hond naar die ene buurman wordt de vraag dus: “Als ik mijn hond was, waarom zou ik dan blaffen naar die persoon?”. Op die manier kunnen we ons allerlei voorstellingen maken bij het gedrag van onze honden.
Hersenscans
Honden kunnen niet praten en we kunnen helaas ook niet als een klein poppetje in het hondenbrein rondlopen om meer te weten te komen over hun subjectieve ervaringen. Waar ik een hond vrolijk op en neer zie springen, ziet iemand anders misschien wel een hond die niet kan wachten om aan te vallen. Op welke manier zou het dan toch mogelijk zijn om meer inzicht te krijgen in het brein van de hond? Deze vraag hield Berns al heel lang bezig tot hij zich besefte dat het antwoord al die tijd vlak voor zijn neus lag; hersenscans. Als neurowetenschapper bestuurde hij namelijk al een aantal decennia het mensenbrein via functionele MRI scans (in tegenstelling tot de ‘gewone’ MRI kan een functionele MRI de activiteit in de hersenen meten).
Omdat alle hersenen van zoogdieren voor een groot deel uit dezelfde structuren bestaan (dit geldt met name voor de oudere, dieper gelegen hersengebieden), zou de plattegrond van de hersenactiviteit van de hond geduid kunnen worden aan de hand van die van het menselijke brein.
Als er bijvoorbeeld activiteit te zien is in het beloningscentrum van de hond, zouden die resultaten geïnterpreteerd kunnen worden met behulp van resultaten verkregen uit menselijke experimenten waarbij er sprake is van soortgelijke activatiepatronen. Vaak hebben de onderzoekers bij mensen namelijk wel een aardig idee waardoor een bepaald patroon van hersenactiviteit ontstaan is.
Het in kaart brengen van de hersenen van verschillende soorten door deze met elkaar te vergelijken wordt functionele homologie genoemd. Dit betekent dat een subjectieve ervaring zoals bijvoorbeeld plezier ingedeeld kan worden op zowel het mensen- als het hondenbrein. Door het vergelijken van de activatiepatronen in de beide breinen zou dan duidelijk moeten worden hoe je het ene type brein als het ware kan omvormen tot het andere.
Berns geeft zelf al aan dat de meeste filosofen denken dat de vraag hoe het is om een hond te zijn niet te beantwoorden is. Functionele homologieën tussen hondenhersenen en menselijke hersenen zouden volgens Berns echter wel eens de ontbrekende schakel kunnen zijn. Hoewel hersenscans ons niet kunnen vertellen hoe het voor een hond is om een hond te zijn, kunnen ze wel een interessante hersenplattegrond opleveren die ons wat meer kennis kan verschaffen over hoe het voor een mens is om een hond te zijn, zonder de vooroordelen die menselijke interpretaties zo vaak met zich meebrengen (denk hierbij bijvoorbeeld aan antropomorfisme; het projecteren van menselijke gedachtes en emoties op dieren). Als dat zou werken, zouden hersenscans uiteindelijk kunnen gaan dienen als een soort neurale vertaalmachines die de interpretaties van de hersenprocessen van de hond helpen om te zetten naar een neutrale en verstaanbare menselijke taal.
Hoop voor de toekomst
Honden in MRI scanners… wie had dat ooit gedacht. Toch lijkt dit echt mogelijkheid te worden nu wetenschappers zoals Gregory Berns in staat zijn gebleken honden te trainen om bewegingloos in de scanner te liggen. Voorheen werd altijd gedacht dat het alleen mogelijk was een MRI scan van de hond te maken door hem vast te binden of te verdoven. Het probleem daarbij is dat je dan geen beeld krijgt van het brein in zijn normale toestand en op basis van zo’n scan kan je dus ook geen conclusies trekken over de hersenprocessen die op een bepaald moment actief zijn in het brein van de hond.
Nu er een manier is gevonden om toch MRI scans te maken van de hersenen van de hond zal er een wereld voor ons open gaan. Misschien niet direct maar ik vermoed dat er in de loop van de komende jaren wel een aantal zeer interessante resultaten naar buiten zullen komen. Bij een MRI onderzoek dat door de etholoog Attila Andics werd uitgevoerd aan de Eötvös Loránd Universiteit in Hongarije is onlangs bijvoorbeeld nog ontdekt dat er grote overeenkomsten bestaan tussen de manieren waarop mensen en honden – en vermoedelijk ook andere zoogdieren – stemmen en emoties verwerken.
Kan een hond autistisch zijn?
Met al deze opwindende mogelijkheden zal het gedrag van de hond hopelijk steeds minder ongrijpbaar worden. Waar we nu vaak nog moeten gissen naar de redenen waarom een hond zich op een bepaalde manier gedraagt, kunnen de resultaten uit hersenonderzoeken ons straks misschien wel eindelijk eens wat echte duidelijkheid verschaffen. Niet alleen de normale processen in een gezond hondenbrein zijn hierbij van belang maar juist ook de eventuele beschadigingen en afwijkende patronen. Net als bij mensen kunnen die afwijkingen immers duiden op bepaalde ziektebeelden of aandoeningen. Denk bijvoorbeeld aan een aangeboren ontwikkelingsstoornis als autisme; er zijn veel mensen die vermoeden dat hun hond autistisch is omdat hij tekenen vertoont als – onder andere – teruggetrokken gedrag, niet aangeraakt willen worden, problemen met bepaalde interacties en het vermijden van oogcontact. Bovenstaand verhaal toont aan dat het zeker niet ondenkbaar is dat deze mensen in de nabije toekomst gelijk gaan krijgen.
Verder lezen:
Gregory Berns – How Dogs Love Us